In en rond de waterlopen treffen we 3 soorten ratten aan: de muskusrat, de beverrat en de bruine rat.
Deze uitheemse dieren hebben geen natuurlijke vijanden zodat ze zich zeer vlug voortplanten en er grote populaties kunnen voorkomen. Ze veroorzaken schade aan landbouwgewassen en graven in de oevers en dijken van de waterlopen. Bovendien kunnen ze dragers zijn van ziekten.
De bestrijding van de ratten vraagt een gebiedsdekkende aanpak. De verschillende waterbeheerders (Vlaamse overheid, provincie, gemeenten en wateringen) dragen zorg voor de bestrijding van deze dieren. De provincie Limburg coördineert de bestrijding.
Bruine ratten zijn alleseters. Ze leven vooral op plaatsen waar er voldoende eten en afval te vinden is. We treffen ze vooral aan in stallen, grachten en riolen.
Muskusratten leven voornamelijk in waterrijke gebieden. Ze maken een ondergrondse gangenstelsel en veroorzaken verzakkingen van de bodem en oevers.
De eetlust van het dier brengt ook schade toe aan landbouwgewassen. Bovendien verspreidt de muskusrat zich naar nieuwe gebieden en vermenigvuldigt het zich in een hoog tempo: ieder vrouwtje werpt drie tot vijf maal per jaar gemiddeld zes jongen. Zonder bestrijding kan het aantal muskusratten ieder jaar vertienvoudigen.
Dit grote knaagdier is zo groot als een bever met een gewicht van 10 kg en kan, inclusief staart, één meter lang worden. De dieren bouwen in de oevervegetatie nesten die veel lijken op die van zwanen. Ze huizen zelf in een gangenstelsels met een diameter van 20 tot zestig centimeter.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit planten en gewassen die in en langs het water groeien. Beverratten krijgen twee tot drie keer per jaar jongen van een nest van vijf tot twaalf jongen. De jongen zij al op een leeftijd van vier maanden geslachtsrijp.